zondag 7 juli 2013

Trek de wereld in, in vrede - preek 30 juni 2013


Ook te beluisteren via Kerkomroep

Hebt u ook wel eens het gevoel dat het geloof zo waardevol is dat u dat graag met meer mensen zou willen delen? En dan bedoel ik dat niet vanuit een teleurgesteld gevoel dat steeds meer mensen, misschien zelfs uw kinderen, het schip verlaten en alleen u nog voelt hoe waardevol het is. Ik heb het nu over een gevoel dat het geloof meer potentie heeft, meer mensen zou kunnen interesseren en warm maken, dan het nu doet. Hebt u dat gevoel ook wel eens? Een positief gevoel bedoel ik dus. Dat wij misschien met een kleinere club zijn, maar dat het geloof in zichzelf niet aan kracht heeft ingeboet, nog steeds van deze tijd is, en van de toekomst. En dat het gaat over wezenlijke dingen, die andere mensen ook bezighouden, maar waar het geloof het verschil kan maken? Dat je op momenten dat het moeilijk wordt in het leven denkt: hier zou het geloof iets kunnen toevoegen voor veel meer mensen? Dat je het gevoel hebt dat het geloof weer perspectief kan geven aan mensen? Dat het geloof iets te zeggen heeft over belangrijke dingen in het leven, en over de dood, en daarbij kan troosten en bemoedigen, of juist kracht geven? Dat het geloof kortom een waardevolle aanvulling of inkadering is van het leven in al zijn facetten: vreugde, verdriet, opleiding, studie, relatie, werk, kinderen, ouder worden, uiterlijk, en alles wat je innerlijk voelt, je identiteit, alles waarvoor je passie hebt, waarden en normen, ziekte, succes, en noem zo maar nog veel meer dingen op. Hebt u ook wel eens het gevoel dat het geloof veel meer mensen zou kunnen aanspreken, omdat het geloof werkelijk ergens over gaat en God mensen iets te zeggen heeft dat ze waardevol zouden kunnen vinden?

‘Ja, dat zou mooi zijn’, hoor ik u denken, ‘maar in die luxe situatie zitten we nu niet.’ En dat klopt. Er is de teleurstelling bij velen dat zelfs de eigen kinderen het geloof niet meer overnemen, laat staan naar de kerk gaan. En we mogen allang blij zijn als die paar dopelingen ook daadwerkelijk met hun ouders actief het geloof gaan beleven. En de samenleving lijkt steeds minder behoefte te hebben aan onze manier van tegen het leven aankijken. Meer en meer wordt de kerk in een minderheidsrol gedrukt, zeker als er zaken als het niet inenten door streng-gereformeerden prominent in het nieuws komen. Dat doet het geloof geen goed. En, om in dat beeld te blijven, je krijgt haast het gevoel dat steeds meer mensen als het ware immuun worden voor het verhaal van ons geloof.

Maar is dat alles? Is dat alles waar we voor staan? Staan wij alleen nog maar voor wat wij nog belangrijk vinden als een soort happy few, maar de rest niet meer? Bekruipt u nergens het gevoel dat behalve dat het voor onszelf aardig zou zijn als meer mensen door het geloof geïnspireerd zouden worden, er zoveel meer potentieel aan mensen die geïnspireerd zouden kunnen raken door het geloof, als God ze maar zou aanspreken? Ja, ik ken de neergaande trends. Maar misschien zegt dat meer over de kerk dan over de potentie van het geloof.

De teksten van vandaag gaan over die toekomst. ‘De oogst is groot’ zegt Jezus. En ook rondom Jeruzalem bij Jesaja is het een groot gejubel en feest. De situatie waarin deze teksten echter spreken over de toekomst, het heden dus van de teksten; die situatie is veel minder florissant. In de tijd van Jesaja spreekt hij in een situatie dat Jeruzalem is verwoest en dat een heilig restje van het volk Israël zich afvraagt wat er nog van hun droom, van hun geloof, van hun identiteit die zo gevormd wordt door hun relatie met God, over is. En in de tijd van Jezus zijn de volgelingen van Jezus nog maar een marginaal verschijnsel. Een druppel op een gloeiende plaat. Niks geen wereldkerk nog, maar een stel volgelingen rondom een Joodse timmermanszoon die de Geest heeft gekregen en mensen inspireert en meeneemt. En in die situatie – en begrijp dus goed dat dat geen luxe situatie was – in die situatie zegt Jezus: ‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig: vraag dus de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen.’ En namens de eigenaar doet Jezus dat: 72 man stuurt hij de wereld in. 72 is het getal van de volken; zoveel volken zouden er op aarde leven. De potentie zit niet zozeer in de eigen club, in het eigen volk, maar in de buitenwereld. Zoals ook wij de potentie van het geloof niet zozeer in eigen kring, maar in de buitenwereld moeten vinden. We zijn in ons heden te druk met ons eigen verleden, dat zoveel anderen die op afstand zijn geraakt heeft belast, dat we niet toekomen aan het treden buiten onze eigen grenzen en de wereld ingaan. En dat was toch de zendingsopdracht van onze Heer? Ja, het is jammer dat mensen afhaken, maar dat verleden kun je niet terughalen. Je kunt ze alleen met een toekomstvisioen terughalen, waarin de hele wereld is meegenomen. Dat is de wereld waarin zij ook leven, die aan de rand zijn geraakt.

Jezus spoort vervolgens de 72 aan zonder bagage de wereld in te gaan. Zonder overlevingspakket. De bedoeling van Jezus is dus dat de 72 daadwerkelijk gast zijn bij mensen en als het ware niet met hun eigen zakje boterhammen ergens aan tafel schuiven. De wereld ingaan met het woord van Jezus is bij mensen te gast zijn. Het gaat er niet om wat wij te zeggen hebben. Het gaat erom of God ter sprake kan komen in de ontmoeting met anderen. En wij brengen God niet ter sprake. Dat doet God wel. God brengt zichzelf wel ter sprake, zoals Zijn woorden de wereld schiepen. Wees dus niet al te bang om het gesprek aan te gaan, en alsof de hoge woorden uit jouw mond moeten komen over God en Jezus. Nee, het gaat om de ontmoeting met mensen en wat daarin ter sprake komt. Wat mensen inspireert, en dan komt jouw inspiratie ook om de hoek kijken. Gewoon zoals je bent en wat je drijft. En dan kan God ter sprake komen als dat iets opwekt bij de ander. Omdat God meekomt met jouw verhaal. Omdat God besloten ligt in de verhalen die in de Bijbel staan. Zo is het immers Gods woord. God komt daarin tevoorschijn. Gods woorden zijn dus meer dan onze woorden. En God komt zelf wel ter sprake als wij open zijn over wat ons drijft.

En de 72 worden de wereld in gedreven. Zonder bagage. Maar één ding gaat voor hen uit: vrede. ‘Als jullie een huis binnengaan’, zegt Jezus, ‘zeg dan eerst: “Vrede voor dit huis!” Als er een vredelievend mens woont, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal die vrede bij je terugkeren.’ Het is dezelfde vrede die we ook bij Jesaja vinden, en die in zijn visioen naar Jeruzalem toestroomt als een rivier. Die vrede die voor de leerlingen uit gaat is de voorwaarde om met elkaar te kunnen spreken, een absolute voorwaarde om God überhaupt ter sprake te laten komen. Iedereen kent vast wel ontmoetingen met mensen die niets moeten hebben van je geloof, en waar ook geen redelijk woord mee te wisselen is. Geen ontmoeting dus maar een monoloog en een oordeel van de andere kant. Die vrede is ook een opdracht aan onszelf: het in vrede laten gebeuren van de ontmoeting, zonder oordeel of vijandigheid. Niet beter weten, hoezeer je ook in het geloof vertrouwt. Het gaat niet om beter weten of de waarheid in pacht hebben. Het gaat gewoon om iets waardevols dat je wilt delen, maar iemand moet het in vrijheid kunnen ontvangen wil het ooit kunnen landen in iemands leven. In de vrede kan het geloof pas landen in iemands hart. Als we teveel ons best doen blijven we aan de oppervlakte van anderen omdat ze hun hart niet zullen openen, en creëren we zelf vijandigheid. Daarom is die vrede zo belangrijk. Een vrede, sjaloom, die ons ook draagt. Het is een voorwaarde, het gaat voor ons uit in de ontmoeting met anderen, en het zorgt ook dat we niet te kwetsbaar worden. De vrede keert vanzelf naar ons terug als we niet welkom zijn. Hoezeer we kunnen balen van vijandigheid; heb er maar vrede mee. Er is toch niets aan te doen.

En dat is wat mij betreft ook de zin van de laatste zinnen van dit stuk Evangelie wanneer het gaat over het lot van de steden waar de leerlingen niet welkom zijn. Aan ons is het niet om het Koninkrijk van God te stichten door iedereen te dwingen dat te zien en mee te beleven. We doen ons best ons geloof voor te leven en in gesprek te brengen met anderen, en als dat niet geaccepteerd wordt: jammer dan. Ja, inderdaad heel jammer, want we vinden het waardevol. Maar meer dan dat: het koninkrijk van God is nabij. Dat betekent: het geloof is wel realiteit. Geen verzinsel, of iets waar wij nou toevallig supporters van zijn, en anderen van iets anders. Nee, het geloof is realiteit. God is realiteit. Hoe en wat dan? Ja, daar hebben we ook niet altijd woorden voor, en iedereen maakt er zijn eigen voorstelling bij, maar het is wel realiteit. Die droom, ook van Jeruzalem, zoals Jesaja die schetst, van Jeruzalem die als een moeder haar kinderen voedt en troost, is een visioen dat ons vandaag draagt en inspireert om op weg te gaan, de wereld in. En niet te blijven bij dat het alleen maar minder wordt, of maar een marginale bedoening is. Misschien kunnen we met minder wel meer doen. Omdat we voelen dat het geloof niet vanzelfsprekend is, maar het wel van waarde is, en van waarde kan zijn voor de wereld, Gods wereld, waarin Hij zijn Koninkrijk sticht.

Lof zij U Christus, in Eeuwigheid.

donderdag 4 juli 2013

Mazelen of mazzel?

Mazzel tov in het Hebreeuws
Waalwijk is een bijzonder gebied. Met een grote protestantse bevolkingsgroep in met name de dorpskernen en en grote katholieke bevolkingsgroep in met name het oude Waalwijk ligt het op de grens van wat wel de 'biblebelt' wordt genoemd. Niet ver hier vandaan nemen de problemen rondom de mazelen-epidemie grote vormen aan. Als zoon van een huisarts kan ik er met mijn verstand niet bij dat je je kinderen niet zou laten inenten. Maar tegelijkertijd ben ik dominee genoeg om te beseffen dat je met medische argumenten en andere 'wereldse' redeneringen streng-gelovigen niet zult overtuigen om hun kinderen alsnog in te enten. Dan praat je een andere taal die niet verstaan wordt. Maar hoe kun je in 'de tale Kanaäns' toch duidelijk maken dat inenten gewenst is?

De rector van het Hersteld Hervormd Seminarie aan de VU, ds. Wim van Vlastuin, geeft de voornaamste reden waarom streng-gelovigen tegen inenten zijn:

"De grens wordt bepaald door de Bijbel. Gezondheid en ziekte vallen ons niet bij toeval, maar uit Gods vaderhand ten deel. Dat staat in de Heidelbergse Catechismus, een van onze belijdenisgeschriften. Alle reformatorische christenen onderschrijven dit. Voor sommigen is dit reden om tegen inenten te zijn. Ze zijn bang dat ze te veel vertrouwen op de medische wetenschap en te weinig op God. Voor anderen vormen deze zinnen geen beletsel om in te enten: gebruik maken van de goede inzichten van de wetenschap mag, zoals we ook boekdrukkunst en computers gebruiken." (Trouw, 2 juli 2013)

Van Vlastuin staat een pastorale benadering voor:

"Als men de inenting ervaart als iets wat tussen ons en God komt te staan, moet je geen druk op het geweten uitoefenen. Het wordt dan ervaren als een verafgoding van de wetenschap, terwijl men zich afhankelijk wil weten van God." 

Dit klinkt inderdaad heel pastoraal, maar het maakt de kwestie wel ongrijpbaar. En wat bij betreft ook onverantwoord, tegenover God. Als dominee kun je niet voorbij gaan aan je plicht om te verkondigen dat we het leven van God hebben gekregen en dat je een zorgplicht hebt, niet zozeer tegenover de wereldse of zo je wilt heidense maatschappij, maar tegenover God. Door de verantwoordelijkheid achter de gesloten voordeur te leggen, handelen predikanten haaks op hun geloof dat alle gelovige afwegingen in het leven geen privé kwestie zijn, maar dat het leven in verbinding staat met de gemeenschap, die onder Gods hoede staat. En natuurlijk mag je dan een beroep of zelfs druk uitoefenen op het geweten. Juist omdat God Zijn kinderen nooit de zorg zou onthouden die het nodig hebben. Dus waarom zouden wij dat dan wel doen?

Als je als dominee blijft verkondigen dat gezondheid en ziekte ons niet bij toeval, maar uit Gods vaderhand ten deel vallen, hoe onbijbels ik dit ook vind, wat de Heidelberger Cathechismus ook moge zeggen, wat is dan de schuld van dat kind dat lijdt en sterft? Of: waarom zou je je kind wel naar het ziekenhuis mogen brengen als het ziek is (waarbij er overigens voor mazelen geen medicijnen zijn), maar geen voorzorgsmaatregelen mogen treffen? Ik vind de redenering zo primitief, dat ik me nauwelijks kan voorstellen dat je hem met een stalen gezicht geloofwaardig kunt verkondigen. Die grote woorden durf ik te gebruiken omdat de redenering maar half is en daarom inconsequent. Wel naar het ziekenhuis mogen gaan als het zover is, maar geen voorzorgsmaatregelen mogen treffen, is net zoiets als je niet mogen wassen, maar wel je wonden mogen ontsmetten.

Bovendien vind ik het ook egoïstisch, en dat staat ook haaks op mijn geloof. We hebben het hier wel over besmettelijke ziekten. En als je het dan een privé afweging vindt, hoe ga je dan om met de consequentie dat je anderen ook in gevaar brengt? Andere kinderen, maar bijvoorbeeld ook zwangere vrouwen lopen gevaar. Zelfs als je vindt dat je verantwoordelijkheid tegenover God boven de verantwoordelijkheid tegenover mensen gaat, dan zou je toch ook moeten beseffen dat God ons medemensen heeft geven om lief te hebben voor Zijn aangezicht?

Ik wil niet kiezen voor het nalaten van zorg aan kinderen om mazelen te voorkomen. Het woord mazelen komt van het enkelvoud masel, een middeleeuws Nederlands woord voor zweer of vlek op de huid. Ik wil wel voor iets anders kiezen: voor mazzel. Dat woord komt uit het Hebreeuws en betekent geluk. En geluk is in de bijbel een zegen van God. Vaak wordt het in combinatie gebruikt met het woord 'tov' dat wij kennen als tof, goed. Het geluk van het krijgen van een kind is een zegen van God. En daarmee geeft God ons een verantwoordelijkheid om al het nodige te doen om een kind in gezondheid en veiligheid op te laten groeien. Dat er van alles kan gebeuren (buiten of door Gods wil) staat buiten kijf. Maar wij hebben de mazzel dat God ons zegent met verstand om de zegen van kinderen te beschermen voor zover het in onze macht ligt. Daarmee doen we de macht of zo je wilt de almacht van God niet tekort. Dacht je nu werkelijk dat je daar iets tegenin kon brengen?

Ik wens jonge ouders veel mazzel toe. Weet je gezegend en wees die zegen waard!

Een mand vol door te delen - preek bij de diaconale accentdienst t.b.v. Het Passion op 30 juni 2013


Te beluisteren via kerkomroep

De onderstaande overweging heb ik samen met Piet van Pelt geschreven, wiens bijdrage cursief is gedrukt.

Toen we met de diakenen op werkbezoek waren bij Het Passion in Hummelo, toen wilden we niet alleen heel graag de gebouwen zien en horen en zien wat er gedaan wordt voor dak- en thuislozen; we waren ook op zoek naar de inspiratie van de oprichters ervan, Piet en Heleen van Pelt. Wat drijft deze mensen nu? Wat halen ze de spirit vandaan? En: wat is de Geestkracht, hoe werkt de Geest van God in zo’n project als dit? Hoe laat dit project zien dat het meer is dan alleen de inzet en motivatie van mensen, maar dat God erbij komt kijken en helpen? Wat laat dit project ons zien van wat geloven vermag te doen, van wat geloof voor elkaar krijgt, door de kracht van de Geest?

Het Bijbelverhaal van vandaag, over de wonderbare broodvermenigvuldiging; dit verhaal is meer dan een verhaal over een wonder. Het is niet een show of een truc van Jezus, waarmee Hij bekendheid verwierf. Nee, dit wonder is bedoeld om de leerlingen iets duidelijk te maken. Daarom spreken we bij wonderen ook wel van tekenen. Niet om er iets aan af te doen. Het klinkt veel minder wonderlijk als je het tekenen noemt. Maar om te laten zien dat wonderen niet op zichzelf staan, maar dat ze ons iets te zeggen hebben. En in het geval van dit verhaal heeft dit teken van de broden de leerlingen iets te zeggen. Zij zijn het lijdend voorwerp in dit verhaal om het zo maar eens te zeggen. En zo is het ook vandaag in het verhaal over Het Passion. Het gaat vandaag in de dienst niet om de dak- en thuislozen, maar om ons: wat heeft het verhaal van Het Passion ons te zeggen? Het gaat dus nu niet om de time-out die de dak- en thuislozen krijgen in Het Passion. Eigenlijk krijgen wíj dus vandaag een time-out. Net als de leerlingen.

Want wanneer we het verhaal van Marcus binnenstappen, komen de leerlingen bij Jezus terug en brengen ze verslag uit van hun werkzaamheden. Ze waren immers eerder op pad gestuurd, de wereld in, om het volgende te doen: ‘Ze gingen op weg en maakten het goede nieuws bekend om de mensen tot inkeer te brengen, en ze dreven veel demonen uit en zalfden veel zieken met olie en genazen hen.’ Aan het begin van ons verhaal brengen ze hier verslag van uit. En Jezus antwoordt: ‘Ga nu mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en een tijdje uit te rusten.’ In de Naardense Bijbelvertaling staat wat er letterlijk staat: ‘Kom mee, jullie zelf alleen, naar een plek in de woestijn, en rúst wat.’ Het gaat dus niet om een eenzame plaats, maar om op jezelf te zijn, met jezelf te zijn. Een plek waar helemaal niets is, dan jijzelf. Een plek, de woestijn, die in de bijbel symbool staat voor bezinning; waar leven en dood heel dicht bij elkaar liggen. Waar je met jezelf alleen bent. Dáár moeten de leerlingen tot rust komen. Daar krijgen ze hun time-out. En wat gebeurt er met een mens als hij wordt meegenomen en met zichzelf alleen is, en luistert naar Jezus, en om zich heen kijkt wat er gebeurt?

Voor ons, Heleen en Piet begon het verhaal over de 5 broden en 2 visjes 10 jaar geleden, we hadden het alleen niet in de gaten.
10 jaar geleden kreeg ik eind juni te horen dat ik met mijn afdeling kon vertrekken.
Ontslag, afstand leren nemen?

Ik was bezig met het voorbereiden van een ambtsdragersdag van onze kerkenraad en ik ‘liep tegen deze gelijkenis aan’.
De boodschap voor de ouderlingen en diakenen?
Vraag niet ‘wat moet ik nu doen, kan ik het wel?’.
De Here houdt ons hier voor……. Hij bemoedigt……;
Ga aan het werk, vertrouw op Mij die jou verkoos om ambtsdrager te worden….
“ga en deel uit”  en achteraf blijkt dat je overhoudt….

Als de leerlingen om zich heen kijken zien ze dat het alles behalve rustig is. Want hun vertrek werd opgemerkt en velen hoorden ervan, en uit alle steden haastten de mensen zich over land naar de plaats en kwamen er nog eerder aan dan Jezus en de leerlingen. Niks geen rust. Een time-out betekent niet dat je op vakantie bent, maar dat je ergens mee aan de slag moet. En allereerst met jezelf. En Jezus gaat de leerlingen voor. Waar de leerlingen eerst zelf op pad gingen, neemt Jezus het nu over. Nu is Hij het die de menigte onderwijst; de taak van de leerlingen. Dat is nodig, want, staat er, ‘ze leken op schapen zonder herder’. Jezus wil zijn leerlingen laten zien dat ze iets met deze mensen moeten. Dat ze niet hun eigen plan moeten trekken en hun eigen weg moeten uitstippelen, maar dat de mensen die ze op hun pad tegenkomen hen roepen om er voor hèn te zijn. De time-out richt de leerlingen op de mensen die op hun pad komen en stelt hen de vraag wat zij kunnen betekenen voor deze mensen. Dat vraagt om vertrouwen. Om het op je af laten komen wat mensen van je vragen. En om te vertrouwen op het wonder waarin er werkelijk iets groots kan ontstaan als je gelooft dat het zin heeft te delen.

Kort na dit alles gingen we op stap, op zoek naar een diaconaal project waar we ons leven mee wilden gaan vullen.
Er gebeurde tijdens die tocht van ruim 1 jaar wonderlijke dingen.
We ontmoette veel mensen, kregen allerlei ideeën en plannen en moesten keuzes gaan maken.
Niet onbelangrijk was de kennismaking met Jaap Bos en zijn vrouw Truus. Er ontstond  een bijzondere vriendschap.
Jaap wilde ons helpen, waarmee wisten we nog niet precies. Jaap werd om te ‘beginnen’ een meebidder.
Over die zoektocht, de vele mensen en Jaap…? we zouden we een boek kunnen schrijven. Maar het gaat om de 5 broden en 2 visjes.

Na ruim een jaar rondkijken werden wij op het spoor van dak- en thuisloze medemensen gezet. Het idee was om hen met vrijwilligers op de opvangplekken te gaan helpen en af en toe eens met een pan soep en een doos broodjes hen in de steden te bezoeken.

En de leerlingen van Jezus? Die denken dat ze met lege handen staan. En wat kun je met vijf broden en twee vissen nu voor verschil maken? Wat kun je met een pan soep en een doos broodjes voor een deuk in een pakje boter slaan? Het mooie van het verhaal van Markus is dat er niet zoals elders een jongetje is met vijf broden en twee vissen, maar dat Jezus hier tegen de leerlingen zegt: ‘Geven jullie hun maar te eten!’ Je voelt hun ongemak. Maar eerst ook wat verzet: ‘Ja hallo, moeten wij voor een immens bedrag brood gaan kopen om hun eten te geven?’ Jezus zal zijn hoofd hebben geschud toen hij zei: ‘Hoeveel brood hebben jullie bij je? Ga eens kijken.’ Jezus dwingt de leerlingen te kijken naar wat zijzelf te bieden hebben. Ware hulp betekent niet dat je het groots moet opzetten en moet afkopen met grote hoeveelheden brood in dit geval. Dan blijft het buiten jezelf staan. Het komt niet van jezelf. Er groeit niets, je geeft alleen weg. Nee, wat heb je zelf te bieden? En, kan door dat te delen, het zich zo vermenigvuldigen dat het heel veel wordt? Het begint bij vijf broden en twee vissen van de leerlingen zelf, meer niet. Iets werkelijk groots kan pas ontstaan als het klein begint. Als je erin gelooft en het zich daardoor vermenigvuldigt in het delen.

Wij maakten kennis met het Leger des Heils en met stichting Ontmoeting.
Met Ontmoeting kwamen we op het plan om een time-voorziening op te gaan zetten.
Samen met Jaap en een meedenkende neef hebben we stichting Het Passion opgericht.
In het plan van de time-outvoorziening zou Het Passion voor de locatie en de vrijwilligers gaan zorgen.
We hadden niets tastbaars of het zou een paar ton euro’s geweest moeten zijn. Totaal onvoldoende om iets zinnigs te kunnen doen.
We gingen zoeken naar een locatie.
Liepen tegen allerlei problemen op, te groot, te ver weg, niet geschikt, geen medewerking van gemeentes.
Totdat we na een half jaar tegen Hummelo opliepen.
 Of beter gezegd:
Toen we geen geschikte locaties meer hadden en thuiskwamen van een bezoek aan een wethouder die vertelde dat hij geen medewerking wilde geven…..
lag de brochure van Hummelo op de deurmat.
Een locatie uit onze dromen. Onbetaalbaar, maar wel geschikt.
Plotseling werden we verrast door welwillende diaconieën  en een telefoontje van de SKG en de plannen om het Protestants Diaconaal Krediet Nederland op te richten. Zij zochten naar Het Passion.
‘Kan ik morgen langskomen om kennis te maken?’

Wat het geworden is kunt u op onze site zien.

En dan gebeurt het. Als je je laat leiden door wie en wat er op je pad komt, de vele mensen die de leerlingen achterna kwamen, of dak- en thuislozen die Piet en Heleen van Pelt tegenkwamen; en je geeft slechts wat je te bieden hebt; dan blijkt het zich te vermenigvuldigen. Het is geen wonder op zich, dat je maar moet geloven en eigenlijk ongeloofwaardig is. Het wonder staat niet op zich; het begint bij wat de leerlingen te bieden hebben. En: ze houden ervan over. Twaalf manden worden gevuld met de overgebleven stukken brood. Twaalf, zoveel als er leerlingen zijn. Om hen draaide het in dit verhaal. Zij moesten leren geloven dat als je bij jezelf begint in wat je te bieden hebt, je werkelijk iets groots voor elkaar kunt krijgen, dat het verschil maakt. Want dat is het wonder: niet dat er iets onwerkelijks is gebeurd dat niet kan. Nee, dat er iets is gebeurd dat het verschil maakt. Dat het de wereld anders maakt en laat zien dat het anders kan. En de kracht die daarachter zit is niet minder dan de kracht van God. Het onmogelijke wordt mogelijk, maar niet zonder dat wijzelf daarin betrokken zijn. Wij zijn de handen en voeten van God. En wat wij te bieden hebben mag dan misschien niet veel zijn, maar er komt wel veel uit voort, manden vol, als je maar gelooft dat wat je hebt zich vermenigvuldigt door het te delen.

Onze manden?
1.      1,5 jaar nadat de brochure op de deurmat lag ontvingen we de eerste gasten, oktober 2006.
Sinds die dag hebben we:
2.      nooit 1 cent tekort gehad.
3.      Ruim 240 ondersteunende kerken.
4.      ruim 700 opnames gehad.
5.      stroomde bijna 70% positief uit.
6.      ruim 1700 diaconale vrijwilligers ontvangen die een midweek kwamen meehelpen.
7.      80 vaste vrijwilligers.
8.      erg veel mediale aandacht gekregen.
9.      konden we eind 2012 de accommodatie met 3 kamers uitbreiden en de kantoorunit 100% vergroten.
10.  vonden we eind 2012 onze opvolgers Luuk en Astrid Krol.
11.  waren Heleen en ik geen dag ziek
12.  ervaren dat Gods wegen ondoorgrondelijk zijn en dat er nog dagelijks van zijn gaven wordt gedeeld.
Het thema van de ambtsdragersdag in 2003 was ongemerkt ons voorgehouden en pas achteraf zagen wij de weg van God….. met ons.

In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.
Amen