dinsdag 19 februari 2013

In de stilte van je hart - preek 17 februari 2013



Geluidsfragment/podcast

Afgelopen woensdag op Aswoensdag begon de Veertigdagentijd. Een tijd van bezinning. Van nadenken over hoe het leven gaat. Over je hoop en verwachting. Over je vervlogen dromen. Over pijn en onrecht. Over nieuw perspectief voor de wereld omdat God ons niet in de steek laat. Bezinning is niets iets dat te druk moet zijn. Het is niet zozeer een bezigheid, maar het leeglaten van momenten dat we afleiding zoeken. En die afleiding zoeken we normaal misschien ook om even niet te hoeven voelen en te hoeven nadenken. Bezinning is stilstaan. Even, en soms langer dan je wilt.

We beginnen deze overweging in stilte


Ik heb één vraag aan u: hoe leeg was uw stilte?

Bij wie van u was het ook stil in zijn hoofd?
Wie van u keek om zich heen om de leegte te vullen?
Wie bedacht wat ie nog allemaal moet doen?
Wie van u vond de stilte ongemakkelijk, en waarom is dat?
Wat voor onrust spookt er door uw hoofd?
Waar confronteert de stilte mee?

In het eerste verhaal deze weken uit de boeken Samuël lezen we hoe de geest van de Heer Saul had verlaten, en hoe God in plaats daarvan aan Saul een kwade geest stuurde. De essentie hiervan is niet dat God dat zou hebben gedaan, maar dat Saul gekweld werd in zijn geest. In een enorm drama hiervoor had Saul de gunst van God verspeeld. Saul had zich mee laten voeren met zijn soldaten en niet ingegrepen toen zij misbruik maakten van de overwinning op de Amalekieten en de belangrijkste bezittingen en hun leider buit maakten. Was het wreed? Natuurlijk, oorlog is wreed. Maar daar gaat het niet om. Saul was ontrouw geweest. En ontrouw is zelden een beslissing en is zelden volledig. En toch ben je verantwoordelijk. In de gegeven omstandigheden dacht Saul het waarschijnlijk nog goed te doen ook of in ieder geval niemand kwaad te doen, behalve de vijand dan. De man had nooit om het koningschap gevraagd. Een tragische persoon. Met God dichtbij hem ging hij toch zijn eigen weg. Waardoor was hij afgeleid? Wie zal het zeggen?

En zo zit Saul gekweld in zijn paleis, of wat daarvoor doorging, want zo uitbundig was het koningschap van Israël toen nog niet; het waren ook maar herders. Gekweld zit hij daar stel ik me voor door schuldgevoel, onmacht om het verleden uit te wissen, angst voor wat gaat komen, en misschien wel het gevoel dat hij er beter niet meer kon zijn. En het is stil…. Het is stil…. Zo stil dat hij er gek van wordt. De kwelling is hem te zwaar. Wat zou hij wensen? Waarschijnlijk slechts verlost te worden van wat hem kwelt. Maar in de stilte van zijn hart is het onrustig en kookt het. En dus is er afleiding nodig. Van muziek….

In de stilte van je hart,
in de allerdiepste lagen
van de uitgestelde vragen
smeult de hoop op ‘ooit misschien’.

In de grotten van je ziel,
waar je zelf zo vaak verdwaald bent,
waar je onverwacht onthaald bent
door het duister dat er viel.

In de stilte van je hart,
in de allerdiepste plooien,
waar het zelden zal gaan dooien,
wacht er toch een ‘ooit misschien’.

In de grotten van je ziel,
waar je zelf zo vaak verward raakt
dat je kwetsbaar of soms hard maakt
waar je droom in duigen viel.

Donder. Bliksem.
Flitsen in de nacht.
Inslag met de kracht van een orkaan.

Donder. Bliksem.
Wolf als schaap vermomd.
De spanning is soms levensgroot.
Je bent geraakt. In ademnood.
Ontlading stikt in stilte die verstomt.

In de stilte van je hart
hoor je grommen, hoor je brommen,
hoor je vloeken zonder woorden,
zonder zin.

In de stilte van je hart
hoor je blazen, hoor je razen,
hoor je woede als je slechtste hartsvriendin.

In de stilte van je hart
hoor je galmen, hoor je psalmen,
hoor je zingen tegen alle stromen in…

En hij is weer rustig, Saul. Tegenover hem zit David, de man aan wie de psalmen zijn toegedicht. Gelovige liederen die de enorme worsteling in het leven kunnen verwoorden, en rust kunnen geven. David speelt en Saul krijgt rust. David is zojuist door de profeet Samuël gezalfd tot koning op aanwijzen van God. Dat weet Saul nog niet; en het wantrouwen van Saul zal alleen maar toenemen als hij in David ziet worden wat hij zelf had moeten zijn: iemand die in de geest van God leeft en leiding gaat geven aan Gods volk. Saul wordt in zijn razernij bijna een onmens. Hij zweert later in de verhalen David te doden, en doet er alles aan hem te pakken te krijgen. En toch: Saul blijft een mens. Dat het Bijbelverhaal vertelt dat een kwade geest vat kreeg op Saul vertelt mij als modern mens dat Saul meer was voor de bijbel dan alleen een kwade geest. Ook hij was een gezalfde Gods, maar vooral: een mens. Ja, David krijgt veel te stellen met deze mens, maar het is me te simpel om de strijd van David met Saul te vergelijken met die van Jezus met de duivel in het andere Bijbelverhaal. Ik denk namelijk dat in dit stadium van het verhaal van de Samuëlboeken David weliswaar veel familietrekken vertoont met zijn latere nazaat Jezus, maar dat wij veel meer lijken op Saul. En wij brengen het er niet zo goed vanaf als wij geconfronteerd worden met het kwade in ons. Daarmee zijn wij net zo min als Saul duivels. Maar het kwade kan zo vat op ons krijgen dat we er nauwelijks meer uit komen. Ontrouw aan je principes en aan mensen om je heen kan er zo makkelijk in sluipen, terwijl je op dat moment nog meent ook daar het volste recht toe te hebben. Overigens kun je ook door zo strak aan je principes vast te houden mensen en God uit het oog verliezen, waar het uiteindelijk om ging. In de angst zelf onderuit te gaan blijven we zo vasthouden aan ons eigen gelijk, waar je nauwelijks meer uit komt als je gaat beseffen dat het zo zwart wit niet is. Zijn we slecht? Nee, we zijn goed geschapen, maar we zijn wel in staat alles te doen wat slecht uitpakt voor anderen en onszelf. En ieder moet zijn eigen balans maar opmaken. Maar wees daarbij wel eerlijk; niet om jezelf onderuit te halen, noch om anderen te plezieren, maar om er zelf een beter mens van te worden: voor jezelf, voor God, en voor anderen.

Wat is onze hoop? Dat Jezus de woestijn in ging en de verzoekingen van de duivel weerstond, deed Jezus niet om ons onvermogen aan te tonen; dat weten we zelf ook wel. Daar in die woestijn zou niemand van ons het uithouden als er geen afleiding meer is van alle vragen, alle onzekerheden, alle angsten, alle schuld en wat al niet meer wat er op je af kan komen. En dan zoek je toch een uitweg, ten koste van wie of wat dan ook? Dat Jezus die woestijn doorstaan heeft is niet om te laten zien dat Hij het wel kon en wij niet. Hij heeft ons leven juist serieus genomen door al dezelfde angsten, vragen, onzekerheden en wat al niet meer te doorstaan. Hij gaat niet de makkelijke weg, die wij zo vaak nemen, maar waar alleen wijzelf beter van worden, voor de korte duur. Nee, Jezus gaat de moeilijke weg, achtervolgd door dezelfde onrust die zich van Saul meester maakt. De weg die Saul ging, zou Jezus ook kunnen gaan, en wat let Hem? Niets, behalve Hijzelf. En dus is er een uitweg voor ons allemaal. Als we met Jezus meegaan, en naar hem luisteren. Als muziek tegen onze onrust, als die muziek van die verre voorvader van Hem, die zong:

De Heer is mijn herder,
‘k Heb al wat mij lust;
Hij zal mij geleiden
naar grazige weide.
Hij voert mij als zachtkens
aan waatren der rust.

Tekst van het gesproken lied 'In de stilte van je hart' is van Gerard van Midden; muziek van Gerard van Amstel, in een vrije improvisatie door Albert Christ op de piano.

vrijdag 1 februari 2013

Surfen op de wind, gedragen door Gods Geest - avondpreek Twitterdienst 27 januari 2013






Hoe digitaal moet je zijn? We hebben er net een mooi debat over gehad. Bij sociale media gaat het erom in hoeverre je je leven wilt delen met anderen. In hoeverre wil je delen waar je bent, en met wie, wat je doet, met foto’s en al erbij? Wat deel je wel, wat deel je niet? En wat hou je voor jezelf? En zo maak je deel uit van een netwerk van allemaal volgers of vrienden, met wie je dingen uit je leven deelt?

Maar wat verwacht je van hen, van die volgers en vrienden? Met e-mail is het al zo dat we soms nauwelijks geduld hebben met degene aan wie je een e-mail hebben gestuurd: Hé, heb je m’n mail niet gezien? En op de Whatsapp kun je zien wanneer iemand aan wie je een berichtje stuurde online is geweest, maar waarom heeft die dan niet gereageerd op je bericht als hij wel online is geweest?! We verwachten vaak een directe reactie. Hoe zit dat bij de sociale media? Wat verwacht je van anderen als je iets deelt? Het is toch veel leuker als je tweet geretweet wordt, doorgestuurd en gedeeld met de volgers van iemand anders, of dat je bericht op Facebook geliked of gedeeld wordt, of: dat je iets terughoort, een reactie krijgt. Dat is natuurlijk het allermooist. Zeker als je jarig bent, of een moeilijk examen moet doen, of ziek bent. En ik zie ook mensen berichten delen als een dierbaar iemand is overleden, of als ze daaraan moeten terugdenken omdat het op die dag zoveel jaar geleden is. Dan is het mooi als mensen reageren. Dat geeft een gevoel dat je niet alleen op de wereld bent, en dat je er niet alleen voor staat. Al is het maar dat iemand zegt: ik begrijp dat dit heel moeilijk voor je is: sterkte joh. Of gewoon: succes met je examen, het gaat je lukken! Fijn toch?

Eigenlijk is de kerk ook een sociaal netwerk. Heel veel mensen kennen elkaar in de kerk en weten van elkaar hoe het gaat. Als je wat langer in een kerk rondloopt sta je versteld wie van wie allemaal op de hoogte is hoe het gaat, wie bij wie allemaal op bezoek komt. En dat is fijn. Mensen die ziek zijn tonen soms hun verbazing over de hoeveelheid kaarten die ze krijgen. En dat alleen maar omdat we met elkaar in de kerk ook een sociaal netwerk vormen. En ook daarbij wordt het belangrijk gevonden hoe mensen op elkaar reageren. Want het is belangrijk dat we als kerk aan elkaar laten zien dat je niet alleen op de wereld bent en dat je er niet alleen voor staat. Dus wat dat betreft is er eigenlijk niets nieuws onder de zon, alleen zijn sociale media digitaal, en misschien wat anoniemer en individueler.

Wat verwachten we van God? Hoe moet Hij reageren op wat wij met Hem willen delen? In het sociale netwerk van de kerk bidden we, met elkaar thuis of in de kerk. En gaan we in de kerkdienst via twitter bidden. Een andere vorm, maar hetzelfde idee: we willen met God delen wat ons bezighoudt. Maar wat verwachten we dan van God? Hoe moet Hij reageren? Verwachten we dat Hij altijd online is, om het zo maar te zeggen? En wat zou het betekenen voor ons als dat niet zo is?

In het Bijbelverhaal dat we zojuist hebben gehoord gaat het daarover. Als Jezus en de leerlingen op het meer in een bootje varen, steekt er een hevige storm op. En de golven beuken zo hard tegen de boot, dat hij vol met water loopt. De leerlingen zijn bang dat ze met boot en al zullen vergaan. Maar Jezus ligt in de boot op een kussen te slapen. De leerlingen maakten Jezus wakker en zeiden: ‘Meester, kan het u niet schelen dat we vergaan?’ Wat zal er door de leerlingen gegaan zijn? Verontwaardiging, woede, verdriet, angst, zeg het maar. Hoe kon Jezus zich nu doof houden, nee, zelfs van de wereld zijn nu zij in zo’n hevige storm terecht waren gekomen? Jezus is offline, lijkt het wel. Onbereikbaar. En ziet niet wat de leerlingen met hem willen delen.

Maar is dat wel zo? Is Jezus hier offline? Kijk, het typische in het verhaal is dat Jezus wel in de buurt is, nee sterker nog, in de boot zelf is. Maar blijkbaar maakt Hij zich niet zo druk. Hij gaat er anders mee om. Hij slaapt en als Hij wakker gemaakt wordt beveel Hij het meer om rustig te worden: ‘Zwijg, wees stil.’ Ik denk niet dat Jezus hier offline was. Ik denk dat Hij misschien wel bij wijze van spreken een vinkje heeft uitgezet zodat mensen niet meer altijd kunnen zien dat Hij online is. Want dan gaat er iets claimends van uit. Als je ziet dat een ander online is dan moet hij toch op jouw bericht reageren en liefst ook zoals jij dat wil. En dat wil Jezus niet. Jezus wil dat zijn leerlingen zelf de moed en het geloof hebben om de stormen in hun leven te doorstaan, met Zijn hulp. Hij zegt tegen hen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?’

Wat doe je als je door een storm in je leven overvallen wordt? Als alles tegenzit? Op school, op je werk, in je relatie, thuis bij je ouders, maar ook bij ziekte, of als er iemand van wie je veel houdt ziek is of overlijdt. Wat verwacht je dan van God? Er is een beeld in de bijbel van een arend, een immens grote vogel. Het koor zong daarnet een lied waarin gezongen werd:
U bent mijn schuilplaats, mijn schild,
In tijden van storm en regen
Bedek me met de schaduw van Uw vleugelen.
En straks zingen ze: En U draagt ons hoog op Uw vleugels mee.
Dat zijn geen vleugels van twittermusjes, zal ik maar zeggen.
In het bijbelboek Deuteronomium staat dat God is ‘zoals een arend over zijn jongen waakt en voortdurend erboven blijft zweven, zijn vleugels uitspreidt en zijn jongen daarop draagt.’
Ja, God wil ons beschermen, en onze schuilplaats zijn, zoals een arend over haar jongen waakt. Maar in dat beeld zijn wij wel de jongen. En die moeten ook groot worden.

Daarom is het beeld van een arend ook een beeld voor ons eigen geloof. In de profetie van Jesaja staat: ‘Ook wie jong is wordt moe en raakt uitgeput, en jonge mannen kunnen zeker bezwijken, maar zij die hopen op de Heer, vernieuwen hun kracht en slaan hun vleugels uit als adelaars; zij lopen en worden niet moe, zij rennen en raken niet uitgeput.’
Voorafgaand aan het lied van De Kracht van uw Liefde, dat Anne zo mooi zong, stond een tekst die misschien heel snel ging. Daar stond: Wist u dat een arend een storm voelt aankomen, lang voordat hij losbarst? De arend vliegt dan naar een hoge plek en wacht tot het gaat waaien. Als de storm losbreekt houdt hij zich vleugels zo dat de wind hem meevoert en hem boven de storm uittilt. Terwijl de storm woedt, zweeft de arend er hoog boven uit. De arend ontvlucht de storm niet maar gebruikt hem om hoger te komen. Hij laat zich optillen door de winden van de storm.

Dat beeld van die arend is dus ook een beeld om te geloven en moed te houden. De leerlingen in de boot raken helemaal in paniek van de storm. Maar daardoor laten ze zich ook helemaal gek maken en laten ze zich niet meevoeren op de wind. En ze hangen alles op aan Jezus, alsof Hij er wat aan kan doen. Ja, natuurlijk kan er Hij er wat aan doen, maar geloven we daar wel echt in als we zo in paniek raken als de leerlingen? Kunnen we niet zelf ook iets doen? Ja, maar wat kunnen we doen? Alle stormen, alles wat er misgaat en bedreigend voelt in ons leven oplossen? Nee, dat kunnen we niet. We kunnen wel meevaren op de wind van de storm. Geen: Help, wat moet ik ermee, ik verga! Maar meewaaien met de storm, in het vertrouwen dat je vleugels je dragen op de wind. En God helpt je wel, o ja hoor. Maar als je zo in paniek raakt als de leerlingen in de boot zie je niet meer dat God er echt wel is. Alsof je de hele tijd Hem gestresst probeert te bellen, maar steeds een ingesprektoon krijgt omdat Hij jou ook probeert te bellen… God was er allang voordat je bestond, en Hij is er. En met een beetje moed en geloof kun je dat zien. Daar worden die stormen niet minder erg van, en alles wat er fout kan gaan in je leven, maar je staat er minder alleen voor. Dan zweef je op de wind, gedragen door Gods Geest, en de kracht van Zijn Liefde.

Om allen die treuren te troosten - ochtendpreek 27 januari 2013




Een maand geleden vierden we Kerstmis, het geboortefeest van onze Heer. En deze eerste weken van het jaar horen we hoe Jezus zijn openbare optreden als volwassene aanvangt. Vorige week klonk in veel kerken het verhaal van de Bruiloft te Kana. Voor de evangelist Johannes symboliseert dat het begin van het verlossende werk van Christus. Dat Hij water in wijn verandert op de bruiloft, die symbool staat voor de verhouding tussen God en mens.

De evangelist Lukas kiest een ander begin. Hij is in het begin van zijn evangelie gefocust op Maria en haar nicht Elizabeth, de voorname rol van de moeders, en op hun twee zoons: Johannes de Doper, die de weg bereidde voor Jezus. En het eerste verslag van openbaar optreden van Jezus gaat erover dat hij onderricht gaf in de synagogen en dat hij door allen werd geprezen. En als verslaggever ter plaatse doet Lukas er verslag van wanneer Jezus Nazareth bezoekt, de stad waar Jezus was opgegroeid. Waarom Lukas Nazareth uitkiest is meer van belang voor het vervolg. Voor nu is het van belang wat Jezus zegt en wat eraan voorafging.

Het verhaal begint ermee dat Jezus, gesterkt door de Geest, terugkeert naar Galilea. Het is dezelfde Geest uit de profetie die Jezus citeert. En het is dezelfde Geest die Jezus hiervoor weg liet trekken van de Jordaan naar de woestijn. In die Jordaan was Hij net gedoopt, en was de heilige Geest in de gedaante van een duif op Hem neergedaald. Het is deze heilige Geest die de motor is achter het werk, de missie van Jezus. Hij is de inspirator; en hoor je, daar zit het woord spirit in, geest. De heilige Geest geeft Jezus spirit voor zijn missie. En wat Hij vandaag in het eerste verslag van zijn openbare optreden bij Lukas zegt is als het ware zijn mission statement.

Maar voordat Jezus zijn mission statement kan uitdragen, voordat Hij echt zijn missie kan belichamen, en het authentiek uit hemzelf komt, moet Hij eerst nog met zichzelf worstelen. En dat gebeurt hiervoor in de woestijn. Jezus moet eerst worstelen met.., ja waarmee? Met de duivel,  ja allicht. Maar wat doet die duivel? Hij spreekt Jezus aan op alles wat hem ongeloofwaardig zou maken. Dat Hij zich niet zou laten leiden door de Geest, maar door wat hem daarvan weerhoudt: alles wat hem daarvan afleidt, blokkades in Hem, omdat het niet de makkelijkste weg is om je te laten leiden door de Geest. Hij mag niet teveel met zichzelf bezig zijn om zich werkelijk te kunnen geven.

Want waaraan gaat Hij zich geven, gedreven door de Geest? Jezus vindt zijn missie verwoord in een tekst uit Jesaja:
‘De Geest van de Heer rust op mij,
want hij heeft mij gezalfd.
Om aan armen het goede nieuws te brengen
heeft hij mij gezonden,
om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken
en aan blinden het herstel van hun zicht
om onderdrukten hun vrijheid te geven,
om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’
Zoals de Geest, de levensadem, de wind, zich niet laat grijpen, zo wil Jezus mensen bevrijden van wat hen blokkeert om vrij te zijn. En Hij noemt hele concrete voorbeelden, waar in het erom gaat dat mensen weer beeld van God kunnen zijn. En daar passen geen blokkades, en geen handicaps bij. Niet omdat mensen niet perfect zijn, want allicht, dat zijn we niet, maar daar gaat het hier niet om. Waar gaat het wel om? Jesaja zegt het in mooi vertaald Nederlands: om allen die treuren te troosten. Een zinnetje om in te lijsten en kort Jezus’ mission statement samen te vatten. Waarom is God in Jezus naar de wereld gekomen en heeft Hij zijn Geest op Hem laten rusten? Om allen die treuren te troosten.

Waar moeten wij van getroost worden? Misschien wel van ons gevoel van onveiligheid. Dat beeld doemde afgelopen week bij me op toen ik beelden uit een documentaire zag uit Amerika over martelpraktijken van de Amerikanen, en wie van hun bondgenoten nog meer, om van terrorisme verdachte mensen bekentenissen af te dwingen. Deze martelpraktijken zijn nota bene bij wet vastgelegd. Een van die praktijken is het vaak genoemde ‘waterboarden’. Daarbij wordt een natte doek over iemands gezicht heen gelegd en door water eroverheen te spoelen krijgt iemand het gevoel dat hij stikt. Maar voor uw geruststelling: het is heel beschaafd gereglementeerd: het mag maar twee minuten achter elkaar. Daarna krijgt de verdachte twee minuten om bij te komen en dan mag het weer twee minuten. Zover zijn we gekomen, dat we dit beschaving noemen.

Nu staat deze praktijk misschien ver van u af, maar de achterliggende motivatie komt waarschijnlijk wel dichterbij: wat als deze martelingen de enige manier zijn om te voorkomen dat er morgen een aanslag wordt gepleegd waarbij een groot aantal onschuldige burgers, en mogelijk wijzelf, omkomen? Een bijna voorstelbare vraag, ware het niet dat hier denk ik een ethische grens wordt overgegaan, maar ook in de redenering. Want de redering gaat ervan uit dat deze verdachte al schuldig is en houdt het niet voor mogelijk dat hij niets weet. Nog los van de vraag of als hij wel schuldig is het dan wel zou mogen.

Ik moest bij deze redenering ook denken aan het schietincident in Amerika, waarbij onder andere twintig kinderen van 6 en 7 jaar oud omkwamen op een basisschool. Een vertegenwoordiger van de wapenlobby had het verstandelijk vermogen om de volgende redenering op te hangen: als er op de school een goed iemand was geweest met een wapen, was het drama niet zo groot geworden. Tegenover een slecht iemand met een wapen moet je een goed iemand zetten. Maar bestaan er goede mensen…?

Maar als het om ons eigen veiligheidsgevoel gaat moet ik ook denken aan hoezeer wij met zijn allen toestaan dat onnoemelijk veel gegevens van ons worden opgeslagen. Zonder angst te zaaien is het een technisch feit dat ieder die hier met een mobieltje zit, dat hopelijk op stil staat, traceerbaar is. Uw pingedrag leidt tot allerlei informatie die opgeslagen wordt, zeker in combinatie met uw bonuskaart. En die sociale media, die vanavond centraal staan, zijn leuk, maar na te gaan. Nu leven we gelukkig in een vrij land, maar we hebben in onze wetgeving besloten zoveel vast te leggen ten bate van onze veiligheid, dat de basis klaarligt voor een politiestaat. Dat levert de vraag op: vertrouwen wij onszelf al die kennis toe?

Ik ga even terug naar de verzoeking in de woestijn, waar Jezus met die menselijke kant worstelt die wij allemaal bezitten. En dat is ook de angst voor onveiligheid. In de eerste verzoeking wordt Jezus uitgedaagd een steen in brood te veranderen. Hij heeft immers honger, dus waarom niet? Maar Jezus zegt: ‘Er staat geschreven: “een mens kan niet leven van brood alleen.”’ Dit staat wat mij betreft voor de maakbaarheid van onze veiligheid. Laten wij ons werkelijk verleiden tot het idee dat we alles kunnen voorkomen en dat het doel alle middelen heiligt?

Daarover gaat de tweede verzoeking: de mens kan zich alle macht verwerven, als hij zich maar in aanbidding laat neervallen voor waar wij geen beeld van zijn, de duivel. Dan zijn we dus iets wat we niet zijn, een onmens. Jezus zegt: ‘Er staat geschreven: “Aanbid de heer, uw God, vereer Hem alleen.”’ Laten wij ons verleiden ontrouw te worden aan God omdat we het zelf beter weten en daarmee onmensen te worden, die in zichzelf geloven?

Daarover gaat de derde verzoeking: de mens is geneigd zich goden toe te eigenen, en zozeer in zichzelf te geloven dat hem niets overkomt. Zelfs als ze roekeloos naar beneden springen. Een mens kan zich in al zijn bewapening en controle onaantastbaar wanen. Jezus zegt: ‘Er is gezegd: “Stel de Heer, uw God, niet op de proef.”’ Laten we ons verleiden om voor god te spelen met het idee dat ons niets kan overkomen als wij zelf het maximale doen?

Wat verliezen we daar niet mee? Inderdaad, daar verliezen we God mee. Degene die Zijn Zoon gezonden heeft ‘om allen die treuren te troosten’. En dat is dan geen machtsspelletje, geen groot machtsvertoon. In de lijn van Jesaja is het een knecht. Jezus zegt: Ik ben bereid om de taak als iemand die een knecht is te aanvaarden. Ik heb de opdracht, de missie, en ben daarvoor gezalfd, gezegend en toegerust. En Ik verplicht mij om andere mensen te bevrijden, waardoor zij weer aan de vrijheid van de hele wereld kunnen werken.

En let dus goed op: het gaat hier om vrijheid en niet om onvrijheid om een gemaakte vrijheid te waarborgen. Echte vrijheid. En die vraagt dus om overgave. Want als er één was die niet kon voorkomen dat het mis ging in zijn leven was het Jezus wel. Hij stierf voor zijn missie. Maar daarmee vervulde Hij hem ook. En juist zijn Opstanding liet zien dat Hij werkelijk vrij was. Overgave geeft vrijheid. Dat is de missie van Jezus. Een missie die Hijzelf belichaamt. En Zijn Geest zal als een Trooster voor ons zijn om allen die treuren te troosten.