zondag 20 maart 2011

De piek en het dal

Tekst: Exodus 24: 12-18 en Mattheüs 17: 1-9

Vorige week waren we in deze Veertigdagentijd in de woestijn in het verhaal van de verzoeking van Jezus, en deze week zijn we op de berg met Jezus. Het samenspel van deze twee plaatsen markeert het begin van de Veertigdagentijd als bezinningstijd. Het leven kent pieken en dalen, en zo ook bij Jezus. Maar in de Veertigdagentijd begint het andersom. Eerst het dal en dan de piek. We leven immers hier beneden en niet daarboven. Maar het hoogtepunt van vandaag staat meteen in het teken van het komende dieptepunt. Het is alsof het daarboven zo goed gaat, dat het wel mis moet gaan. Ken je dat gevoel? Dat alles zo hemels goed lijkt te gaan, dat je denkt: het moet toch een keer misgaan? Is dat doemdenkerij? Nee, we weten dat elk hoogtepunt ook weer voorbij zal gaan, misschien zelfs gevolgd door een dieptepunt. Het is heerlijk om in de roes van een grote hoogte jezelf te verliezen, maar uiteindelijk land je toch weer met beide benen op de grond. Dat maakt het leven niet zinloos. Zelfs de Prediker met zijn realistische kijk op de lucht en leegte die hij ziet, wil niet zo ver gaan. Hij zegt dat wat ons dan rest is te genieten van datgene wat we moeizaam hebben verworven. Ik wil u dus aan het begin van deze overweging niet het genieten van het geluk afnemen, juist niet. Leef met je hoofd in de hemel. Maar, zeg ik erbij, met je voeten op de aarde.

In het verhaal van de verheerlijking op de berg, zoals het is gaan heten, gaan opgang en ondergang samen. Komen hemel en aarde samen. Aan het begin van het verhaal stijgt Jezus de berg op met drie leerlingen, aan het eind daalt hij af, en komt weer in de aardse realiteit. Wat is daar gebeurd, daar boven op de berg? Om dat te begrijpen moet je weten dat Mattheüs, laten we hem zo maar noemen in onze tijd, een oud-testamenticus is. Hij wil het verhaal van Jezus vertellen aan de hand van de verhalen van het Oude Testament, dat hij en zijn hoorders, dat zijn Joden, zo goed kennen. En één van de verhalen die hierin doorklinkt is het verhaal van Exodus, van Mozes op de berg. En net als dit verhaal speelt Mattheüs met getallen. Zes dagen later dan de vorige gebeurtenis gaat Jezus de berg op. Dus dat is op de zevende dag. Ook Mozes wacht zes dagen in de wolk op God, en de zevende dag roept de Heer Mozes. Het zijn de zeven scheppingsdagen; en de zevende dag is een hemelse dag, de dag waarop de rust geschapen werd, de dag die de aardse drukte en ongelijkheid en alle beslommeringen overstijgt. Op die zevende dag gaat Jezus de berg op. Een hemelse dag op een hemelse plek.

En op die berg gebeurt iets bijzonders. De drie leerlingen, ook al zo’n parallel met de drie bij naam genoemde mensen die met Mozes de berg op gingen, zien behalve Jezus, Mozes en Elia verschijnen, en als de wolk van Gods aanwezigheid verdwijnt, blijft alleen Jezus over. Waar we vorige week bij Adam en Eva zagen dat de mens van tweeën één is, als ze één van lichaam zijn, zo zien we vandaag dat Jezus van drieën één is. Mozes als vertegenwoordiger van de Wet, en Elia als vertegenwoordiger van de Profeten, worden als het ware in Jezus meegenomen. Het zijn allebei Bijbelse figuren, waarvan geen graf bekend is. Zo verwijzen ze bij voorbaat naar de Opstanding van Jezus.

Dat Mattheüs aan de opstanding zou denken is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Want in de verhalen hiervoor bereidt Hij zijn leerlingen voor op het lijden dat Hij zal moeten ondergaan. Kijk maar mee: in hoofdstuk 16 vanaf vers 13 vraagt Jezus zijn leerlingen wie de mensen zeggen dat Hij is. Vervolgens is het Petrus die zegt dat Jezus de messias is. Petrus wordt daarom geprezen door Jezus en Jezus zegt dat Petrus de rots is waarop Hij de kerk zal bouwen, en dat Petrus de sleutels van het koninkrijk van de hemel krijgt; om vervolgens meteen voor Satan, verzoeker, uit te worden gemaakt door Jezus, omdat hij zich verzet tegen Jezus’ aankondiging dat Jezus zal moeten lijden. Zo zijn de mensen waarop Jezus de kerk bouwt. Ze kunnen tot grote hoogten stijgen en diep vallen. En dan is het deze Petrus die zegt: “Heer, het is goed dat wij hier zijn [het heeft niet teveel last van bescheidenheid]. Als u wilt zal ik [hijzelf in zijn eentje dus…] hier drie tenten opslaan, een voor u, en voor Mozes en een voor Elia.” Gelezen in relatie tot het vorige verhaal waarin Petrus voorkwam, kun je je voorstellen dat hij maar wat blij is dat hij Jezus hier veilig bij Mozes en Elia op de berg heeft, en dat hij veel liever dit hemelse tafereel ziet dan een aardse lijdensweg. Petrus lijkt zich dus nog steeds te verzetten.

En zo kun je ook het mysterieuze mistige antwoord begrijpen van God vanuit de wolk. Petrus was nog niet uitgesproken, of de schaduw van een stralende wolk gleed over hem heen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister naar hem!’ Behalve dat hier tot uitdrukking komt dat Jezus van deze drie Bijbelse hoofdfiguren één is, en het gezag van Wet en Profeten krijgt, gaat ook de lijdensaankondiging hier verder. Want de oud-testamenticus Mattheüs zal hierbij gedacht hebben aan Genesis 22, het verhaal van het offer van Izaäk. Daar stelt God Abraham op de proef en zegt: ‘Abraham, roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Izaäk, en ga met hem naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die ik je wijzen zal.’ We weten hoe dit onheilspellend tafereel uiteindelijk toch goed afloopt. Op het moment dat Abraham op het punt staat zijn enige en geliefde zoon te offeren, roept een engel van de Heer vanuit de hemel: ‘Raak de jongen niet aan, doe hem niets! Want nu weet ik dat je ontzag hebt voor God: je hebt mij je zoon, je enige, niet willen onthouden.’

En precies dat is wat God nu zelf doet met Zijn enige en geliefde zoon. De rollen zijn nu alleen omgedraaid. In plaats van dat Abraham zijn enige en geliefde zoon overlevert, levert God nu zijn enige en geliefde zoon over. Terwijl Petrus dit hemelse tafereel wil vasthouden, richt God hem op wat te gebeuren staat. En het is een mooie gelegenheid om eens stil te staan bij een vaak terugkomende vraag: wie is die God, dat hij zijn eigen Zoon zo aan het kruis laat sterven? Niet alleen voor de wereld is het kruis een steen des aanstoots, maar voor ons vaak ook. Waarom is dat lijden nodig? Waarom wilde God dat niet voorkomen? En: waarom lijkt het hier al bij voorbaat bedacht, alsof God vond dat het daarop uit moest draaien? Hoe voorstelbaar ook, de vragen zeggen meer over ons, dan over wat er met Jezus gebeurt. Want juist deze parallel met het verhaal van het offer van Izaak laat zien wat er werkelijk gebeurt.

In het verhaal waarin Abraham zijn enige zoon opoffert, zegt God: ho, stop! In dit verhaal is bedoeld dat God zijn enige zoon opoffert. En dan is Hij het dus niet die kan zeggen: ho, stop! Nee, dat moeten de mensen doen. En die doen dat niet, nee. Die roepen: kruisigt Hem! Kruisigt Hem! Als zo vaak spiegelen wij iets op God, dat wijzelf zouden moeten doen. Als wij over het lijden zeggen hoe God dat toch kan toestaan, moet de vraag toch eigenlijk zijn: hoe kunnen wij dat toestaan? En als mensen dan zeggen: maar God is toch Almachtig? Waarom grijpt Hij dan niet in? Dan is toch het simpele antwoord: je wilt toch helemaal niet dat God Almachtig is? Waarom stel je God ineens verantwoordelijk voor iets waar je zelf wat aan kunt doen? Oké, konden wij Auschwitz voorkomen, en andere volkerenmoorden van de meest gruwelijke soort? Nee, individueel niet, maar het was wel mensenwerk.

Waar God ons hier op richt is dat in al die lijdensaankondigingen hier niet een masochist aan het woord is die koste wat kost wil dat Jezus gaat lijden, of, wat minder crue gezegd, die een afzonderlijke betekenis hecht aan het lijden van Jezus, als een doel in zichzelf. Nee, niets is minder waar. Hij laat zien: hier, hier is mijn enige en geliefde Zoon. Luister naar Hem. In de hoop dat mensen zullen zeggen: ho, stop! Maar God weet dat zijn enige en geliefde Zoon niet geliefd zal zijn bij mensen. Daarvoor loopt Hij de zich almachtig wanende mensen teveel voor de voeten.

Laat God het dan zomaar gebeuren? Dat bloedvergieten? Wat is dat voor een God? Nee, is het antwoord van dit verhaal, God laat het niet zomaar gebeuren, wij laten het zomaar gebeuren. Overal waar lijden ontkend wordt, daar laten wij het gebeuren. Overal waar we het niet kunnen uithouden met lijden, daar laten wij het gebeuren. Of dat nu is als we ons afsluiten van het nieuws, of van familie en vrienden die lijden, of van wat er maar of je pad komt. En natuurlijk, het is niet makkelijk iemand te zien lijden, noch om zelf te lijden. Maar juist daarom laat God het niet gebeuren. Hoezo, Jezus zou toch lijden en heeft dat toch gedaan? Ja, precies, en juist daarom. Kijk maar hoe in het verhaal Mozes en Elia naast Hem staan. Beide Bijbelse iconen waarvan we het graf niet weten. Lees zo het Lijdensverhaal nooit zonder het Opstandingsverhaal. God liet het niet zomaar gebeuren, maar maakte er, hoe dubbelzinnig het ook klinkt, een einde aan. Een einde aan het lijden. En dat betekent: Overal waar mensen het er niet bij laten zitten dat mensen lijden; Overal waar mensen het proberen uit te houden met lijden, zo goed en zo kwaad als het gaat; Overal waar lijden niet ontkend wordt, maar erkend, hoe weinig dat ook oplost en hoe moedeloos dat kan maken, daar ziet God dat het niet voor niets is geweest, dat Hij het lijden van zijn Zoon niet zomaar heeft laten gebeuren. Dat is wat Hij hier laat zien, daar boven op de berg. Dichtbij God, maar een afdaling verwijderd van de aarde, waar liefde en lijden hand in hand gaan. Lees het Lijdensverhaal nooit zonder het Opstandingsverhaal. Niet voor niets zegt Jezus in vers 9: “Praat met niemand over wat jullie hebben gezien voordat de Mensenzoon uit de dood is opgewekt.” Dus: hoezeer ook deze ontmoeting op de berg ook in het teken staat van het aanstaande lijden, het is toch een opgewekt verhaal.

zondag 13 maart 2011

Ben je al één?

Tekst: Genesis 2: 15-3:9 en Mattheüs 4: 1-11

Het thema van de Veertigdagentijd die jaar is Ontmoeting. Op weg naar Pasen lezen we over ontmoetingen die Jezus heeft en over de plekken waar ze plaatsvinden. Zo willen we Jezus beter leren kennen, om de betekenis van zijn sterven en opstaan voor ons leven nog dieper te kunnen doorgronden.

Over sterven gesproken, dat is ook het vooruitzicht dat Genesis stelt aan hen die van de boom van kennis van goed en kwaad eten. De sfeer is in deze tijd van veertig dagen bezinning omgeslagen van een sfeer van vreugde over Jezus’ aanwezigheid in onze wereld naar een sfeer van bezinning over onze eigen rol in deze wereld. Maar daarover straks meer.

Dit verhaal van die boom van kennis en kwaad gaat namelijk niet meteen verder; er komt eerst een intermezzo. En dat begint met: “God, de Heer, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is.” Hier is de God aan het woord die in het eerste scheppingsverhaal van Genesis 1 zei: “Laten wij mensen maken naar ons evenbeeld, die op ons lijken”. God zei dat in het meervoud: Laten wíj mensen maken. God is in zichzelf dus al gemeenschap. En wanneer Hij mensen maakt naar zijn evenbeeld, zijn zij dus ook geschapen om niet alleen te zijn. Het is niet goed dat de mens alleen is. Dat heeft Hij goed gezien.

Maar het eerste dat God doet is zorgen dat er een hele dierentuin aan Adam passeert om ze namen te geven, met de bedoeling dat die zijn alleen zijn opheffen. Maar zij bleken geen helpers te zijn die bij hem passen. Huisdieren zijn fijn en geven gezelschap, maar ze praten niet terug. Ze helpen niet in het alleen zijn. Er komt pas leven in de brouwerij als Eva er is, en hoe. Zij ís het leven, zo is haar naam. Ze is een rib uit zijn lijf, maar ach, daar went hij maar aan. Zij is zijn gelijke. Juist omdat zij uit hem gevormd is, vindt hij zijn gelijke in haar. Geen hulpje in de huishouding, maar een levenspartner, met wie hij één lichaam wordt. En dat lichaam is naakt, kwetsbaar, en ze schamen zich niet voor elkaar.

Maar ja, tot zover het Paradijs alweer. Het is niet goed dat de mens alleen is, maar op hun samenzijn rust ook niet altijd een zegen. Wonderlijk dat de schrijver van het verhaal over de boom van kennis van goed en kwaad na de inleiding op dat verhaal eerst vertelt over dat het niet goed is dat de mens alleen is. Alsof in dat samenzijn ook de kiem zit om tot een dergelijke daad te komen als het eten van de verboden vrucht. Ik focus me vanmorgen niet op de slang, en al helemaal niet of hij wel kon praten in tegenstelling tot alle andere dieren – hele kerken zijn om die reden gescheurd – maar het gaat mij om het spel tussen deze twee mensen. Met het feit dat de mens van ene twee wordt, ontstaat er een spel, wat uiteindelijk tot resultaat heeft dat ze zich wel voor elkaar schamen. Ja, het begin allemaal heel mooi, dat ze van tweeën één zijn, maar in wezen zijn ze van ene twee. Eén mens werd Adam én Eva. En in dat spel beschamen ze elkaar. Soms denk je maar beter alleen te kunnen zijn, hoe ondragelijk ook, als je ziet hoe mensen elkaar zoeken, vinden en verliezen, maar ook elkaar in het hart raken. Wie grote nood in zijn leven kent of kende, weet dat je in de nood je vrienden leert kennen. Dit is een positieve verwoording van het eigenlijke feit, dat je leert wie je vrienden niet blijken te zijn. En het is een cynische verwoording van een andere mogelijkheid, die mensen ervaren, namelijk dat je mensen leert kennen die je op het zwakste moment van je leven je de grond in boren, je naakt en kwetsbaar maken, die je beschamen uit de meest egoïstische en zelfzuchtige motieven, waarbij ze ook nog eens het gevoel hebben in hun recht te staan. Dan is het paradijs gauw over.

Hoe komen we weer in het paradijs? Dat is eigenlijk het programma van deze Veertigdagentijd. Het mooie dit jaar is dat op het leesrooster van Paasmorgen weer Genesis 2 staat, alleen dan de verzen vóór dit verhaal. Het stuk van het moment dat de mens geschapen werd in het paradijs. In zijn eentje nog ja, maar uiteindelijk ligt de verlossing ook in die Ene, en in het in je eentje zijn.

Dat wil ik laten zien aan de hand van het tweede verhaal. Dat is een verhaal dat jaarlijks terugkeert aan het begin van deze bezinningstijd: het verhaal van de verzoeking in de woestijn. De eerste ontmoeting vindt plaats tussen Jezus en, volgens het verhaal, de duivel. Die duivel dat is de Verzoeker, de diabolos, degene die alles in de war schopt. En zoals ik al vaker heb gezegd, ik geloof niet zo in de duivel; wij zijn mens genoeg om zelf alles in de war te schoppen. Hier is Jezus 40 dagen alleen met zichzelf. En nog wel in de woestijn. Dat is een plek, ik heb het meer gezegd, waar het erop aankomt. Er is een hele scherpe lijn tussen leven en dood. Alles is daar absoluut: snikheet en kurkdroog. Zoals water, ook zo’n absolute plek, klets- en kletsnat is. Geen discussie mogelijk. En precies om die discussie gaat het. Accepteert Jezus in de woestijn dat er over de basis van het leven geen compromissen te sluiten zijn? O, Hij zal zich heen en weer geslingerd hebben gevoeld door verlangens en door pijn. En die voel je juist in de eenzaamheid. Maar wil Hij een goed begin maken, dan kan Hij dat maar één keer doen. Nu of nooit. Hoeveel mensen falen niet op dat moment? Hoeveel halve keuzen worden er niet gemaakt, met hoeveel compromissen proberen we niet uit te stellen wat onvermijdelijk de waarheid is? Met hoeveel leugens bedriegen we onszelf en de ander? De waarheid is hard. Ja. Maar de waarheid heeft ook een hart. De waarheid wordt vaak gezien door ons als een offer, omdat we onszelf iets zouden moeten ontzeggen; illusies op de eerste plaats. Maar daarnaast heel veel dingen die we niet mogen; en we horen de tien geboden: gij zult dit niet en dat niet, en dat wel. Maar de waarheid is in wezen zuiverend, louterend. Zo is het, en niet anders. Kijk maar naar Jezus en hoe hij de verzoeking doorstaat. Er kwamen engelen om voor hem te zorgen. De waarheid brengt je terug naar de basis, en terug naar je eentje.

Het is niet goed dat de mens alleen is, nee. Maar in zijn eentje zal hij toch zijn keuzen moeten maken om samen te kunnen zijn. Andersom is dat ook het geval, als de ander je ontvalt. Afgelopen vrijdag was het een jaar geleden dat Hans van Mierlo overleed. En zijn vrouw, schrijfster Connie Palmen, zat bij het tv-programma De Wereld Draait Door vanwege de presentatie van een boekje met het onvoltooide deel van diens memoires. Ze vertelde dat ze ongelofelijk kwaad was nog steeds, en dat ook nog eens op haar meest dierbaren. De zoektocht naar het waarom van die kwaadheid is onvoltooid, maar het begin lag bij haar gevoel voor haar eigen autonomie, haar op zichzelf staan. Ze was zo kwaad omdat door het wegvallen van haar man, haar autonomie ineens weg was, haar zelfstandigheid, haar vermogen om zelf te bepalen wat ze kiest, wie ze kiest, hoe haar leven loopt. Ze vervolgde dat ze veel eenzaamheid heeft ervaren, maar dat de grootste autonomie ligt in eenzaamheid. En dat een kunstenaar alleen maar tot een schilderij of een boek of wat ook kan komen, een preek, als je de eenzaamheid voor lief neemt. Iedere levenskunstenaar, laat ik het zo maar noemen, ontdekt dat de grootste autonomie, het grootste zelfverstaan, ligt in eenzaamheid. Alleen jijzelf kunt de richting van je leven bepalen. En dat bedoel ik niet in de zin dat je alles zelf in de hand hebt, natuurlijk niet. Maar je kunt pas met twee zijn als je al één bent. Die grote wijsheid kan iedereen leren die ooit met zichzelf is geconfronteerd door een breuk in het leven. En die breuken kunnen van allerlei aard zijn, en iedereen maakt ze mee. Een overlijden, een ontslag, een scheiding, een ziekte, iets dat definitief onvoltooid of mislukt is, een doorgeprikte illusie, een enorme teleurstelling. Zo’n breuk bepaalt je bij jezelf, doet je alleen voelen, maar, hoe wreed ook, in dat alleen zijn ligt ook de uitweg. Die ligt niet in anderen en het ligt ook niet aan anderen. Ja, natuurlijk kunnen andere mensen je van alles aandoen, maar uiteindelijk ben jijzelf degene die daarmee in het reine moet komen. Een ander kan dat niet voor je doen.

Daarom begin Jezus’ missie in zijn eentje in de woestijn. Hij zal later nog veel mensen ontmoeten, maar ook alleen sterven. Om dat aan te kunnen moet Hij met zichzelf in het reine komen. Zonder deze verzoeking in de woestijn had Hij niet kunnen doorzetten daar in de Hof van Getsémané. Zonder ons eigen zelfverstaan kunnen wij niet door alle breuken van het leven heenkomen. Daarom vallen er ook veel mensen, die het niet meer trekken. Dat is een dorre en lange woestijn, en enorm alleen, maar het is de enige manier om op te staan. Dan kun je weer komen tot je eigen keuzen, tot je eigen wensen en verlangens in het leven, tot je eigen missie. En dan kun je weer terug samen leven met mensen. En ik geloof in die mensen, omdat ik Jezus hetzelfde zag doen, en zag opstaan. Ik geloof in die mensen, hoewel het weliswaar niet goed is dat de mens alleen is, omdat je wel goed bent in je eentje. Gemaakt om samen te zijn, ja zelfs in elkaar op te gaan en van tweeën één te zijn, maar dat kan pas als je al één geweest bent.

Jezus gaat ons voor. En de tocht van veertig dagen eindigt wat Genesis betreft weer in het Paradijs. Begint het verhaal dan weer van voor af aan? Ja en nee. Ja, ook dan gaat Genesis verder zoals we dat nu gelezen hebben. Maar ook nee: het is een belofte. Een belofte dat we weer in dat Paradijs komen met vallen en opstaan. Dat wie valt door alle breuken in het leven, dankzij of ondanks hem- of haarzelf, weer zal opstaan, en weer nieuw kan beginnen, al één, en dan van tweeën één. “Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn”, zei God. En “God keek naar alles wat hij had gemaakt en zag het zeer goed was.”

vrijdag 4 maart 2011

Geloven in een relatie – maar wel in je eentje

16 februari eerste thema-avond over hoe je geloven vorm kunt geven in een relatie, als je partner niet (actief) gelooft

“Het is moeilijk om naar de kerk te gaan als mijn partner blijft liggen” O “Geloof is voor mij belangrijk in een schoolkeuze, maar voor mijn partner minder” O “Mijn partner wilde wel trouwen in de kerk, maar deed dat voor mij” O “Ik kan veel met mijn partner delen, maar over geloof praten we bijna nooit” O “Mijn partner wil niets met het geloof te maken hebben, maar het is wel belangrijk voor mij”

‘Geloven op jezelf’. Ga er maar aan staan. Het is niet makkelijk om iets van je geloof te maken als het helemaal van jezelf moet komen. Daarom is het fijn als er mensen zijn met wie je over geloof kan praten, met wie je iets kunt ondernemen rondom geloven en daarin inspiratie kunt zoeken, of waarmee je naar de kerk kan gaan. En dat is zeker zo in een relatie.

We komen echter veel mensen tegen die weliswaar een partner hebben waar ze heel gelukkig mee zijn, maar waarmee ze het geloof niet kunnen delen, omdat hij of zij niet (meer) actief gelooft. Dan is het misschien moeilijk om over geloof te praten en moeilijk om naar activiteiten te gaan of naar de kerk te gaan – want ga je dan in je eentje?

Op belangrijke momenten in het leven als huwelijk, doop en uitvaart komen deze verschillen ook aan het licht. Hoe praat je er dan over dat geloof voor jou hierin ook belangrijk is?

Hoe leg je uit wat je drijft om je in te zetten voor het geloof en voor de kerk?

Hoe kun je als je kinderen hebt of krijgt je kinderen iets meegeven van je geloof en hoe laat je ze deelnemen aan de activiteiten van de kerk?

We willen elkaar opzoeken op een eerste themavond, om eens te kijken hoe we geloven ervaren in onze relatie en of we wellicht op enigerlei vorm elkaar zouden kunnen bemoedigen, ondersteunen en aanmoedigen om ons geloof uit te kunnen oefenen. We zullen hierbij verschillende werkvormen gebruiken. Tijdens deze avond zullen we kijken wat voor een eventueel vervolg we zouden wensen.

Op woensdag 16 februari 2011 bij ds. Otto Grevink thuis, 20.00u